Ertsen en gesteenten

Ertsen

Dit zijn de mineralen waaruit op economische wijze een grondstof kan gewonnen worden , zoals bv. ijzer uit de mineralen magnetiet of hematiet, ofzwavel uit het mineraal pyriet. Verder kunnen sommige stoffen als dusdanig ontgonnen worden, zoals grafiet voor potloden en als smeermiddel, of zout en zwavel. Vele metalen worden als nevenproduct gewonnen zoals cadmium bij de zinkwinning.

 

Het zinkerts sfaleriet.

 

In de enge zin zijn ertsen de mineralen zelf waaruit de stof gewonnen wordt, in de brede zin zijn het de gesteenten die de ertsmineralen in kwestie bevatten. Hierin zitten dan verder nog onbruikbare mineralen als bv. kwarts of calciet, die geen metaal of andere stoffen opleveren.

 

Gesteenten

Definitie gesteente:

“Een mengsel van mineraalkorrels, langs natuurlijke weg ontstaan, dat algemeen verbreid voorkomt en dat een bestanddeel van de vaste aardkorst vormt. Gesteenten kunnen uit 1 mineraal bestaan (bv. kalksteen en marmer die uit het mineraal calciet bestaan), of meestal uit een kenmerkend mengsel, in bepaalde verhoudingen, van 2 of 3 mineralen, zelden meer (bv. graniet bestaande uit de mineralen kwarts, alkali­veldspaat en glimmer)”.

 

Gesteenten worden gevormd door stolling van magma, door afzetting van puin van verweerde gesteentes, of door omvorming van bestaande gesteentes (zowel stollings- als afzettingsgesteentes). Ze bevatten soms grote en/of mooi gegroeide mineralen, en als dusdanig zitten er soms stukken gesteenten in een mineralenverzameling.

 

Bazaltgroeve

 

Stollingsgesteentes (vulkanische -)

Ze worden gevormd door stolling van magma, ofwel ondergronds (diepte- of intrusieve gesteentes) ofwel bovengronds (uitvloeiings- of extrusieve gesteentes). Ze worden verder onderverdeeld op grond van hun samenstelling, in het bijzonder het gehalte kwarts en veldspaten; ook de soort veldspaat is belangrijk. Het belangrijkste uitvloeiingsgesteente is basalt, met als diepte-equivalent gabbro; graniet is een dieptegesteente, met als uitvloeiingsequivalent rhyoliet.

Afzettingsgesteentes (sedimentaire-)

Ontstaan door de erosie, verwering en afvoeren van bestaande gesteentes, onder invloed van weer en wind: temperatuursverschillen, planten, invloed van water en zuurstof. Gesteentes kunnen daarbij vergruisd worden, (selectief) worden omgezet en/of opgelost, bepaalde bestanddelen kunnen achterblijven enz. Zo ontstaan massa’s puin en grint, en worden in de zee of in meren opgeloste stoffen afgezet: lagen zouten, kalksteen en gips. De wind blaast massa’s zandkorrels samen tot duinen, in zeeën worden kleilagen gevormd, en in meren vormen zich lagen veen en turf.

Omvormingsgesteentes (metamorfe-)

Ontstaan door omvorming van bestaande gesteentes, zowel stollings- als afzettingsgesteentes onder invloed van hitte en/of druk. Het kan gaan daarbij gaan om gebergtevorming, het gewicht van lagen die telkens bovenop de vorige worden afgezet, de hitte van binnengedrongen magma en van vloeistoffen daaruit die reageren met bestaande gesteentes. Daarbij kan de structuur van het hele gesteente ingrijpend worden omgezet, en kunnen nieuwe mineralen ontstaan: deze leveren informatie over de hitte en druk waaraan het gesteente is onderworpen geweest.
Belangrijke omzettingsreeksen:

  • zand – zandsteen – kwartsiet
  • krijt – kalksteen – marmer
  • klei – leisteen – schist – gneis